Een speler die de bal vasthoudt, mag onder geen enkele voorwaarde lopen met de bal. Ook mag je nooit de bal dribbelen. Je mag echter wel van voet wisselen, maar je moet wel op dezelfde plek blijven staan. De speler is vrij om weer rond te lopen door het speelveld op het moment dat hij of zij de bal heeft doorgespeeld.
Het lopen en verdedigen tijdens een wedstrijd
De meeste handelingen worden gedaan door de spelers die zich in het aanvalsvak bevinden. De spelers in het ander vak hebben een verdedigers functie. Een speler is in staat om aanvallen van de tegenpartij te verdedigen. Een aanvaller die wordt verdedigd op dusdanige wijze mag niet op de korf schieten. Bijvoorbeeld als de verdediger van de ene partij zich in een bepaalde opstelling dichter bij de korf bevindt dat de speler die in de aanval is en deze op een afstand staat waarbij hij of zij de tegenspeler zou kunnen aanraken dan hoeft de verdediger alleen de hand op te steken met de bedoeling de aanvaller te blokkeren. Dit is voldoende om de speler te blokkeren, waardoor de aanvaller niet meer mag proberen om een doelpunt te maken. De bal moet dan worden doorgespeeld. Als de aanvaller ondanks het blokkeren van de tegenstander toch nog scoort, dan telt dit doelpunt niet. De tegenstander mag de bal dan aannemen en verder spelen.
Belangrijk bij het verdedigen is dat vrouwelijke spelers alleen spelers van hetzelfde geslacht mogen verdedigen en mannelijke spelers alleen mannen mogen verdedigen.